In King Kasaï wandelt Christophe Boltanski midden in de nacht door het AfricaMuseum in Tervuren. Het museum werd in 1897 in opdracht van koning Leopold II gebouwd. Het opende in 1910 en herbergt een lange en pijnlijke koloniale geschiedenis. Ook nu staan er nog
koloniale artefacten — de meest aanstootgevende werken in de kelder, de buste van Leopold is ontdaan van zijn sokkel. Naast de meest overweldigende representant van het kolonialisme slaat Boltanski zijn veldbed
op: de reusachtige, opgezette olifant King Kasaï.
Boltanski vertelt het huiveringwekkende verhaal
van Leopold, die Congo als privébezit zag, maar zijn
verworven rijkdommen graag wilde tonen aan het
Belgische volk en de rest van de wereld. Zo liet hij voor de internationale tentoonstelling van 1897 recht
voor het museum een ʻmenselijke zooʼ inrichten. 267 Congolese mannen, vrouwen en kinderen moesten er hun leven nabootsen. Zeven van hen overleefden de kille, natte zomer niet.
Hoe moeten we ons verhouden tot het verleden?
Door in de huid te kruipen van de kolonisator en de
jager die de olifant in 1956 schoot, waagt de auteur zich
in het hart van onze gewelddadige geschiedenis.