Ali, een negentienjarige soldaat in het Syrische leger, ligt op de grond onder een grote boom. Hij droomt over een begrafenis, die van zichzelf? Is de vrouw die haar armen om de kist slaat zijn moeder? Wanneer hij weer bij bewustzijn komt, herinnert Ali zich de begrafenis van zijn broer, ongeveer een jaar geleden. Op hetzelfde moment realiseert hij zich dat hij gewond moet zijn geraakt door een bom die het leger eerder die dag per ongeluk liet vallen.
In Waar de wind huist schrijft Samar Yazbek over de uren waarin Ali zijn leven overdenkt tot op het moment dat hij met het leger in aanraking kwam en werd opgeroepen, of beter gezegd werd ingelijfd.
Net als haar vorige roman De blauwe pen gaat ook Waar de wind huist over de pracht en over de wreedheid van het leven, over vernietiging en over goedheid, en over de veerkracht van de mens. De oorlog in Syrië is altijd aanwezig op de achtergrond, maar het hart van dit verhaal ligt bij de rijkdom en de schoonheid van de Alawitische cultuur.